Testen, toetsen, Cito, tentamen, eindexamen… Van kleins af aan worden we regelmatig getoetst om onze competenties te meten. Wie hoog scoort in deze testen wordt meestal intelligent genoemd. Het meten van intelligentie gebeurt vaak aan de hand van prestaties op het gebied van taal en rekenen.
Maar wat is eigenlijk intelligentie? Volgens de Amerikaanse psycholoog Howard Gardener is intelligentie “het vermogen om problemen op te lossen en ook om nieuwe problemen te bedenken”. Hij gaat van de gedachte uit dat menselijke vermogens veel verder reiken dan lezen, schrijven en rekenen. Volgens hem gaat het niet zo zeer om “hoe slim je bent” maar eerder om “hoe je slim bent”. Er zijn namelijk veel verschillende manieren om intelligent te zijn. Daarom heeft hij een theorie ontwikkeld waarin 8 verschillende persoonlijke intelligenties te onderscheiden zijn.
Heb je geen tijd of geduld om verder te lezen? Ben je visueel ingesteld? Kijk maar naar deze korte video op de site leraar24 met duidelijk uitleg over de verschillende soorten intelligenties.
En vergeet niet om jouw commentaar in het reactieveld hieronder te schrijven!
Wil je liever lezen? Hieronder vind je een korte beschrijving van de 8 soorten intelligenties.
Verbaal/linguïstische intelligentie (woordslim): gevoelig voor taal; denkt in woorden; formuleert makkelijk; kan goed argumenteren; leest snel en houdt van lezen; leest met inzicht; kan teksten goed doorgronden; kan goed beschrijven; kan makkelijk ideeën onder woorden brengen.
Logisch/mathematische intelligentie (rekenslim): denkt kritisch; ordent graag informatie; speelt graag met cijfers; overweegt bij het oplossen van problemen.
Visueel/ruimtelijke intelligentie (beeldslim): experimenteert graag met ontwerpen, schetsen, tekeningen; heeft een creatieve verbeeldingskracht; neemt de werkelijkheid waar via beelden en kleuren; kan zich goed oriënteren in gebouwen, wijken; ziet ongewone patronen en kan die omzetten in ontwerpen; heeft gevoel voor kleurnuances; tekent, krabbelt veel.
Muzikaal/ritmische intelligentie (muziekslim): pikt snel melodieën op; speelt graag een muziekinstrument; vertelt boeiend; werkt met rijm of ezelsbruggetjes om iets te onthouden; heeft een sterk ritmegevoel; heeft stijl in zijn stemgebruik.
Lichamelijke/kinesthetische intelligentie (beweegslim): sleutelt of knutselt graag; heeft een goede (fijne) motoriek; heeft een sterk gevoel voor het gebruik van het eigen lichaam; reageert met trefzekere bewegingen; leert makkelijk door iets te doen of te spelen.
Interpersoonlijke intelligentie (mensslim): houdt van contact met anderen; werkt graag samen; houdt van feestjes en gezelligheid; voelt zich prettig in groepen; begrijpt wat anderen bezighoudt; is bereid anderen te helpen.
Intrapersoonlijke intelligentie (zelfslim):kent zijn zwakke en sterke kanten; heeft gevoel voor reflectie; schrijft een dagboek of poëzie; houdt zich op de achtergrond; leeft in zijn eigen wereld; neemt scherp waar wat er gebeurt; houdt van dagdromen.
Natuurgerichte intelligentie (natuurslim): is gefascineerd door alles wat groeit en bloeit; herkent snel kenmerken van plant en dier; observeert graag veranderingen in de natuur; kan makkelijk leren door waarnemingen buiten; gaat graag met dieren om; kan goed verzamelen en ordenen.